Waarom is water uit de kraan niet vanzelfsprekend?
Water maakt een wonderlijke kringloop door. Bij warm weer verdampt zout zeewater en ontstaan er wolken met zoet water, die boven land uitregenen. Dat wordt via beken en rivieren afgevoerd naar zee, of gebruikt door planten en dieren of opgeslagen in meren of als grondwater. Grondwater zit vaak miljoenen jaren diep in de ondergrond, waar het wordt gezuiverd voordat het wordt gewonnen als drinkwater.
In de 19de eeuw werd ontdekt dat drinkwater uit ondiepe waterputten met ziekmakende bacteriën onveilig was. En dat diep grondwater, dat was gezuiverd in dikke zandbodems, wel veilig was. Zo werd de waterzuivering ontdekt. In 1893 werd op één van de hoogste punten in Deventer, de rivierduin Margijnen Enk, een 53 meter hoge watertoren in gebruik genomen. En deze watertoren is nog steeds in gebruik. Hij is ontworpen door de Deventer stadsarchitect Jan Anthony Mulock Houwer. Rondom de watertoren werd later het Nieuwe Plantsoen naar ontwerp van landschapsarchitect Leonard Springer aangelegd.
De watertoren fungeert als reservoir, waarbij hij water opslaat en onder druk verdeelt naar omliggende woningen. De hoogte van een watertoren is cruciaal voor zijn functie. Water stroomt van nature naar lagere punten, en door water op hoogte op te slaan, wordt de zwaartekracht benut om druk te creëren. Hoe hoger de toren, hoe groter de druk. Vroeger waren het watertorens, maar tegenwoordig zorgen waterbedrijven ervoor dat iedereen altijd toegang heeft tot schoon drinkwater. Elke waterdruppel lijkt gewoon; maar water uit de kraan blijft toch bijzonder.